‘Het verschil tussen tirannie en democratie is slechts dat de tirannie één en de democratie vele tirannen heeft’, zo schrijft Søren Kierkegaard (1813-1855) in zijn Papieren. ‘Van alle tirannieën is immers een volksregering de ellendigste, de meest zielloze vorm, de absolute ondergang van al het grootse en verhevene. Een tiran is tenslotte maar één man. Hij heeft in elk geval een idee, zelfs al is dat zeer onredelijk. […] Maar bij een volksregering is ‘je gelijke’ immers de baas. Die houdt in de gaten of ik wel net zo ben als hij en de anderen. […] Een volksregering staat gelijk aan de hel.’[1]
Ongeveer tezelfdertijd stelt de Tocqueville (1805-1859) in La démocratie en Amérique (1835) dat democratie tot vervlakking en nivellering leidt. Of sterker nog, tot een voor Tocqueville eigenlijk niet te verwoorden nieuwe, ‘zachte’ vorm van despotisme. Dat is de despotie van een alles bedisselende, ‘totale’ staat en de dictatuur van de middelmaat en de meerderheid:
Je vois une foule innombrable d’hommes semblables et égaux qui tournent sans repos sur eux-mêmes pour se procurer de petits et vulgaires plaisirs. (…) Au-dessus de ceux-là s’élève un pouvoir immense et tutélaire, qui se charge seul d’assurer leur jouissance et de veiller sur leur sort. Il est absolu, détaillé, régulier, prévoyant et doux.[2]
De hedendaagse bureaucratische verzorgingsstaat lijkt Kierkegaards en de Tocqueville’s vooruitziende blik te bevestigen: democratie in combinatie met een economische en technocratische rationaliteit kan leiden tot rationalisme, instrumentalisme en dehumanisering.
Bij beiden, zowel bij de Deen als bij de Fransman, lijkt de democratie elk geloof en elke hartstocht af te vlakken in een veralgemeniserende reflectie. Het resulterende gemis aan geloof (‘de dood van God’) lijkt de tirannie verder te bevorderen. In de woorden van de Belgische dichter des vaderlands Charles Ducal in het gedicht Koopkracht:
Na zijn dood werd God vloeibaar
goud. In die vorm kwam hij overal,
op alle plaatsen, die hij overspoelde
tot men geen andere god meer aanbad. (…)
Wie een leven wil moet het zien te kopen (…)[3]
De democratie is echter niet alleen een vorm van tirannie, die alle passie en geloof afvlakt en die slechts voeding geeft aan onverschilligheid, apathie en scepsis. In tegendeel zelfs: de democratie lijkt toch ook een zeker geloof te impliceren. Democratie is ook emotie, vechten voor rechtvaardigheid, de manifestatie en uitdrukking van bezieling.
Een ‘weerbare’ of ‘militante democratie’ impliceert daarnaast ook een religieuze strijd: de strijd om een zeker, bij de democratie behorend geloof. Demonstraties, burgerlijke ongehoorzaamheid, revolutie en guerrilla zijn uitingen van een, soms vernietigend, democratisch geloof dat zich tegen de tirannie van de gelijkschakeling en nivellering verzet. Filosofen als Claude Lefort (1924-2010) en Cornelius Castoriadis (1922-1997) trachtten de dynamiek te ontrafelen van het moderne democratische geloof. Kierkegaard en de Tocqueville gingen hen al voor. De Tocqueville: ‘Pour qu’il y ait société, et, à plus forte raison, pour que cette société prospère, il faut donc que tous les esprits des citoyens soient toujours rassemblés et tenus ensemble par quelques idées principales (…), croyances dogmatiques.’[4]
Democratie als ongeloof, democratie als (bezeten) geloof. Democratie als een oplosbaar probleem of juist als een ideaal dat vraagt om hernieuwd ‘religieus’ enthousiasme. Deze voorstellingen van democratie zijn natuurlijk schetsen in zwart-wit. Wat ze duidelijk maken is dat er aanleiding bestaat voor reflectie over bezielde democratie, over geloof in de democratie.
Dat vraagt om een beschouwing van de factoren en criteria voor het geloof in de democratie, mede in het licht van hedendaagse ontwikkelingen. Wat zijn de criteria voor een geloofwaardige democratie: ‘geloofsbrieven’ en maatstaven die tegenwicht bieden aan het overheersende technologisch en economisch paradigma van deze tijd?
Colloquium Geloof in de democratie: redelijkheid, ideaal en religie
Onder de vlag van het onderzoeksprogramma Politieke legitimiteit van de Universiteit Leiden zal op 30 oktober 2017 een kleinschalige bijeenkomst over het thema geloof in de democratie worden georganiseerd. De opzet zal zijn als volgt. Het colloquium zal plaatsvinden op de middag van […]. Kern van de middag zal bestaan uit een drietal lezingen over het thema, waarop door respondenten kort zal worden gereageerd. De lezingen worden verzorgd door Carinne Elion-Valter (UVT), Timo Slootweg (UL) en Hans-Martien ten Napel (UL), naar aanleiding van hun drie recente boekpublicaties.
De uitwisseling zal worden gevolgd door een dialoog tussen sprekers, respondenten en het publiek. Deze dialoog zal, evenals de presentaties zelf, mede gericht zijn op het verzamelen van bouwstenen voor een in het najaar van 2018 te organiseren symposium. De bijdragen van sprekers en respondenten tijdens dat grootschaliger symposium, alsmede van andere belangstellenden zullen worden bijeengebracht in een publicatie, te verschijnen bij [uitgeverij]. Tijdens de najaarsbijeenkomst zullen de toekomstige auteurs alvast kennis met elkaar kunnen maken en met elkaar kunnen spreken over mogelijke bijdragen. De kennismaking biedt de mogelijkheid om de gedachten te scherpen, invalshoeken te bespreken en alvast een zekere rode draad door de bundel te ontwikkelen.
Met het bovenstaande in gedachten, roepen de organisatoren belangstellenden op om aanwezig te zijn bij bijeenkomst en colloquium en om volgend jaar een bijdrage te leveren aan de bundel Geloof in de democratie, redelijkheid, ideaal en religie.
Invalshoeken voor de bijdragen
De bijdragen kunnen zich richten op verschillende aspecten van de hiervoor gestelde vraag naar criteria voor geloof in de democratie in de context van het overheersend economisch en technologisch paradigma. Door literatuur geïnspireerde en/of op esthetische grondslagen gefundeerde bijdragen worden nadrukkelijk eveneens verwelkomd.
1. Wijsgerig antropologische en politiek-filosofische invalshoek
Wat kunnen we ons voorstellen bij Tocqueville’s ‘croyances dogmatiques’? Op welke dogmatische verhalen en mythen is democratie gebaseerd? Is geloof in de democratie gebaseerd op een ‘heilig geloof’ in redelijkheid en rechtvaardigheid, deliberatie en debat? Of is dit een mythe die slechts gestalte kan krijgen op het hoofd van een vermoorde koning (Lodewijk XVI) of dankzij exploitatie van verre streken (kolonialisme) en verre oorlogen? Verwoordt Ducals Koopkracht de laatste mythe waarmee de democratie zichzelf in stand houdt? Beschrijft het de situatie waarin staat en individu met elkaar zijn versmolten tot vloeibaar goud, resultaat van het geloof in de volmaaktheid (vgl. Oakeshott[5]), te bewerkstelligen in en door de staat? Of getuigen zijn woorden juist van de mate waarin de huidige democratische orde is afgedwaald van wat oorspronkelijk de bedoeling was? Maar wat was dan de bedoeling en in welk verhaal of mythe vond dit geloof in de democratie dan zijn uitdrukking? Is dat bijvoorbeeld de zoektocht naar sociale verzoening en solidariteit (vgl. Kotsko[6])? Is democratie in andere zin de politieke uitdrukking van een theologie? Zijn er in het licht van dit alles vandaag nog verhalen voor vrijheid, gelijkheid, recht, moraal, autonomie, legitimiteit? Of is alles slechts een zaak van, inderdaad, koopkracht?
2. Epistemologische invalshoek
Een andere invalshoek is de relatie tussen democratische idealen en rationaliteit. Is democratie een ideaal waaraan de realiteit nimmer kan tippen, wat we ook proberen? ‘Vous n’êtes pas dans votre situation’, hield de gelovige wiskundige en filosoof Blaise Pascal (1623-1662) zijn lezers voor in zijn Pensées.[7] Hij bedoelde dat de mens nimmer zijn ideale goddelijke staat kan bereiken en ook niet moet denken dat hij zich er een voorstelling kan maken. We kunnen niet anders dan geloven in democratie: zij impliceert een zekere religieuze distantie ten aanzien van het tijdelijke en werkelijke. Geloof in de democratie raakt hiermee niet alleen aan geloven in een ideaal, maar ook aan geloven als een bepaalde manier van kennen. Een kennen dat anders is dan het berekenende kennen van technologie en rationalisme. Kortom, veronderstelt bezielde democratie, geloof in democratie, een bepaalde epistemologie? Welk soort kennen wordt dan door bezielde democratie geïmpliceerd? Een esthetisch kennen, een aanschouwend en verbeeldend kennen? Of juist een bepaald soort scepticisme (Oakeshott). Misschien is het een kennen dat zich slechts laat vatten in gedichten en verhalen, dat poëtisch is en narratief. Dus wat zijn factoren voor legitieme en bezielde democratie vanuit een epistemologisch en esthetisch perspectief?
3. Theologische en filosofische invalshoek
Het thema van geloof in de democratie roept ook theologische en filosofische vragen op. Pascals woorden over de mens die niet ‘up to Gods standard’ is, raken immers nog een andere dimensie van geloof in democratie dan de epistemologische. Ze doen ook vragen rijzen over de verhouding van democratie tot de menselijke existentie en over de rol van religieus geloof. Wat is de verhouding tussen geloof in democratie en religie? Veronderstelt geloof in de democratie een bepaalde attitude, een manier van denken of een morele basis waarvoor religie van groot belang is? Geeft religie woorden en een vorm van handelen en denken die buiten het bereik vallen van de rationele taal van recht en economie, maar die bezielde democratie wel nodig heeft? In welke zin geeft het geloof in religieuze zin inhoud en vorm aan dit noodzakelijk geloof in de democratie? Heeft de mens een geloof nodig om tot een andere dimensie van zijn bestaan toe te kunnen treden? Is inzicht in de universalia en idealia nodig om tegenstellingen, gegeven met democratie te kunnen overbruggen? Met andere woorden: in hoeverre veronderstelt geloof in democratie een religieuze conceptualisering van de menselijke existentie?
4. Institutionele politiek-theoretische invalshoek: geloof in de democratie en religie
Een volgend aspect van de centrale vraag raakt de verhouding tussen geloof in de democratie en in instituties. Zijn religieuze instituties onmisbaar voor bezielde democratie, omdat zij vragen over de menselijke existentie verwoorden en vormgeven in rituelen? Vullen kerk en staat elkaar aan doordat de moderne natiestaat burgers inspireert tot een civil religion (vgl. R. Bellah) die vervolgens in een kerkelijke context wordt omgezet in een religieus geïnspireerd burgerschap? Is anderzijds de staat onmisbaar voor geloof in de democratie, omdat zij bescherming biedt aan de individuele (geloofs-) vrijheid, onder meer tegen op religie gebaseerde claims? Behoeft ook de collectieve dimensie van het recht op vrijheid van godsdienst en levensovertuiging bescherming en, zo ja, hoever dient deze bescherming zich uit te strekken? Ofwel: staan kerk en staat in de weg aan bezielde democratie of beschermen zij deze juist?
5. Nieuwe visies op democratie
Een laatste aspect van de vraag richt zich op manifestaties van democratische bezieling die zich buiten de vertrouwde kaders afspelen. Politieke filosofen als P. Rosanvallon en J. Keane wijzen erop dat ondernemende burgers of activistische rechters niet zozeer institutionele aberraties zijn, maar dat het bestaande politiek-theoretische begrippenkader niet meer is toegesneden op de werkelijkheid.[8] Ze wijzen op nieuwe verschijningsvormen van democratische instituties en op de vele monitorende structuren die een bestaande democratische rechtsorde rijk kan zijn. Instellingen of verschijnselen die ogenschijnlijk buiten het ‘democratische bouwwerk’ vallen, blijken een onmisbaar onderdeel te vormen van een moderne legitieme democratie. Weerspiegelen deze nieuwe democratische vormen een hedendaags geloof in democratie, persoonlijk, para-institutioneel, zo niet anti-institutioneel en idealistisch? Huist er in Van den Brinks idealistische burgers een nieuwe democratische spiritualiteit?[9]
Kortom: hoe valt geloof in democratie te verstaan in het licht van enerzijds een uitputting en uitholling van het begrip door rationalisme, technocratie en economisme en aan de andere kant het vermoeden dat zich [(quasi) religieuze] democratische verschijnselen voordoen die niet begrijpelijk zijn vanuit bestaande theorieën? Welke epistemologische, ideële en religieuze factoren spelen een rol bij geloof in democratie?
Data en termijnen
De belangstellenden worden gevraagd hun belangstelling voor deelname aan de najaarsbijeenkomst kenbaar te maken voor 1 oktober 2017. Abstracts voor het najaarssymposium, en de daarna voorziene publicatie, dienen vóór 1 juli 2018 ontvangen te zijn op de hieronder te melden adressen. Bijdragen bestaan uit een maximum van 10.000 woorden.
Voor contact en vragen:
Carinne Elion-Valter, Erasmus Universiteit Rotterdam ([email protected])
Timo Slootweg, Universiteit Leiden ([email protected])
Onderzoeksprogramma Politieke Legitimiteit Universiteit Leiden
(https://www.universiteitleiden.nl/research-focus-areas/politieke-legitimiteit)
Noten
[1] Kierkegaard, Pap. VIII 1 A, 667.
[2] Alexis de Tocqueville, De la démocratie en Amérique (Paris: GF Flammarion, 2010), p. 255.
[3] Charles Ducal, ‘Koopkracht’, in Bewoond door iets groters, Au’delà de la frontière, Von etwas Grösserem bewohnt (Amsterdam/Antwerpen/Gent: Atlas Contact PoëzieCentrum, 2015), p. 33.
[4] Tocqueville, a.w. p. 154.
[5] Michael Oakeshott, The Politics of Faith and the Politics of Scepticism, ed. by Timothy Fuller (New Haven and London: Yale University Press, 1996).
[6] Adam Kotsko, The Politics of Redemption, the Social Logic of Salvation (London: Bloomsbury, 2010).
[7] Blaise Pascal, Pensées, (Paris: Gallimard, 2004), p. 132, fragm. 139.
[8] Pierre Rosanvallon, La Contre-démocratie. La politique à L’age de la défiance (Paris: Seuil, 2006); idem: Counter-Democracy (Cambridge UK: Cambridge University Press, 2008); Zie ook: idem, La légitimité démocratique, Impartialité, réflexivité, proximité (Paris: Seuil, 2008); idem: Democratic Legitimacy, Impartiality, Reflexivity, Proximity (Princeton, New Jersey: Princeton University Press, 2011). John Keane, The Life and Death of Democracy (New York: Simon & Schuster, 2010).
[9] Gabriel van den Brink (red.), De Lage Landen en het hogere, de betekenis van geestelijke beginselen in het moderne bestaan (Amsterdam: Amsterdam University Press, 2012).