Geloof in Democratie
Onderdeel van het profileringsgebied ‘Politieke Legitimiteit’ (Universiteit Leiden)
Over het platform
Veel meer dan het democratische systeem, neigen totalitaire regimes tot een zogenaamde ‘politieke religie’. Een politieke religiositeit die ons bekend is van de Franse Revolutie, het fascisme in Duitsland en Italië, de Sovjet-Unie en Noord-Korea.
Toch mag dit verschil ons niet blind maken voor een fundamentele overeenkomstigheid. Schijnbaar heeft ook de democratie dergelijke totalitaire kenmerken en lijkt zij evengoed geneigd tot een zichzelf compromitterende religiositeit. Een zekere ‘politieke religie’ is (zo lijkt het) het product van democratie: zij is een gevolg ervan dat haar ondergraaft en haar in potentie zelfs elimineert. Hier is al veel over geschreven, onder anderen door Voegelin, Talmon en Bellah.
Politieke religie: een naïef geloof
Politieke religie kan worden gedefinieerd als een min of meer bewust geloof in het één of andere politieke systeem, in haar instituties, werkzaamheden en machinaties. Een dergelijke religiositeit lijkt ook kenmerkend te zijn voor de democratie: zowel voor het democratische denken als voor de democratische praktijk. We noemen hier (ter introductie) slechts enkele aspecten.
De democratie gelooft op schijnbaar religieuze wijze in de mening van de meerderheid. Zij heeft fiducie in en appelleert aan het sociale bewustzijn van de massa die bovenal in het eigenbelang geïnteresseerd is. Democratie impliceert een religie van waarden. Gelijkheid, logica, instrumentaliteit, objectiviteit, onpersoonlijkheid, voorspelbaarheid, zekerheid, legaliteit, wetten en procedures worden ‘geloofd’. Deze kenmerken van de democratische rationaliteit worden soms eerbiedigt alsof het heiligdommen en geen afgoden zijn. Ook het dogma van de strikte scheiding van kerk en staat en de praktijk daarvan (de laïcité in Frankrijk) getuigt van een dergelijke politiek religieuze overtuiging en rechtzinnigheid. De democratie belooft dat langs deze weg vrijheid, gelijkheid en broederschap verdedigd en verwerkelijkt worden.
Het positivisme als politieke religie
Nader bezien kan ook het positivisme worden beschouwd als een politieke religie die kenmerkend is voor democratieën. Dat geldt niet slechts voor het negentiende-eeuwse positivisme van August Comte, dat zelfs expliciet religieus was en als zodanig zelfs een bijbehorende godsdienst en liturgie kende. Ook het daarvan afgeleide twintigste-eeuwse rechtspositivisme was en is met recht en rede religieus te noemen. Kelsen en Hart zijn apologeten van een dergelijke gelovige rechtsleer, waarin de legitimiteit van het recht restloos tot legaliteit herleid wordt. Deze door hen voorgeschreven religie van juristen en rechters is het sciëntistisch geloof in het recht als zuivere wetenschap en techniek: de rechtsvinding kent (volgens hen) geen morele of esthetische dimensie. En ook de moderne politieke theorie getuigt van deze ‘zuivere’ rechtsleer: het hedendaags naïeve geloof in de heiligheid van de rechtsstaat is uiteraard niet kerkelijk, maar wél gelovig in politiek religieuze zin. En inderdaad dreigt ook dit aspect van de politieke gelovigheid die de democratie omkleedt, de integriteit van het systeem te ondergraven.